1. De centrale verwarming
a. Onderhoud. In Grubbehoeve, Grunder, Koningshoef en Kleiburg doet de firma Metapart (opvolger van de firma Beuker) het onderhoud aan de verwarmingsinstallatie; in Klieverink, Kouwenoord en Kantershof is dat de firma Mandjes. Er zijn per jaar twee reguliere onderhoudsbeurten, de zomerbeurt en de winterbeurt. Daarnaast kan in de maanden mei tot
augustus nog een apart onderhoud plaatsvinden. Na elk onderhoud wordt een stookrapport opgemaakt met daarin cijfers over het functioneren in een lage en in een hoge stand (bijv. (hoog - laag): rookgastemperatuur:
110° C - 275° C, CO2-gehalte van het rookgas: 3,5 % - 10 %, rendement: 87 % - 87 %, vermogen: 572 kW - 1700 kW). Het netto rendement van de
ketels ligt in de orde van 82 %, gezien de bouwtijd is dat vrij goed. Elders in de Bijlmer zijn atmosferische ketels geplaatst, deze hebben een rendement van 75 %. Nieuwe installaties hebben tegenwoordig een rendement van 90 %.
b. Graaddagen. Voor elke dag met een gemiddelde buitentemperatuur lager dan de stookgrens is het aantal graaddagen het verschil in graden Celsius tussen de gemiddelde buitentemperatuur en de basistemperatuur. De basistemperatuur (= de gewenste gemiddelde binnentemperatuur) ligt hierbij boven de stookgrens (= de gemiddelde buitentemperatuur waarbij de basistemperatuur zonder stoken gehaald kan worden); bij dagen met een gemiddelde buitentemperatuur boven de stookgrens is het aantal graaddagen nul. Het aantal graaddagen van een periode wordt verkregen door de waarden van de dagen in die periode op te tellen. Het is normaliter evenredig met de hoeveelheid gestookt gas en kan als hulpmiddel dienen bij het vergelijken van stookinstallaties en bij het schatten van toekomstig gebruik. Doorgaans worden bij de bepaling van de in de litteratuur gepubliceerde overzichten van het aantal graaddagen evenwel vrij lage waarden voor de basistemperatuur en de stookgrens gehanteerd: respectievelijk 18° C en 15,5° C. Op deze manier bepaald, had het jaar 1988
in de Bilt 2759 graaddagen. In de servicekostenbegroting wordt een jaar
aangehouden van 3200 graaddagen. Het gasverbruik in 1988 was voor
Grubbehoeve 746209 m3, dus 270,5 m3/graaddag; met deze hoeveelheid gas is echter niet alleen gestookt maar ook het warmwater op temperatuur gebracht (zie ook punt 2).
Het Energiebedrijf Amsterdam (EBA, voorheen het GEB) publiceert wekelijks een stookwijzer, die ook deze materie als basis heeft.
c. Stooklijn. Hoe hard er gestookt wordt, wordt bepaald door de
verwarmingsregelaar. Twee instelbare punten leggen het regelgedrag vast,
nl. de gewenste temperatuur van het water in de radiatoren bij tien
graden vorst en windkracht zeven (bijvoorbeeld 90° C) en die bij 20° C buiten (bijvoorbeeld 30° C; er wordt ook 's zomers gestookt, de verwarmingsbuizen voelen dan lauw aan). De stooklijn is het regelgedrag dat door deze twee instellingen vastligt, bij 5° C buiten zal de radiator watertemperatuur bij de voorbeeldstooklijn van hierboven 60° C zijn). Op de verwarmingsregelaar kan o.a. ook nog de nachtverlaging worden ingesteld, het aantal graden dat het 's nachts kouder mag zijn binnenshuis. De allernieuwste elektronische regelaars, zoals die op Klieverink geïnstalleerd zijn, houden met nog veel meer factoren rekening, waaronder de windrichting, het feit of de zon schijnt etc. Helaas voor de bewoners daar werkt het systeem er nog niet naar behoren. De ketels hebben gemiddeld anderhalf uur nodig om van de nachttemperatuur op de dagtemperatuur te komen.
In Gravenstein wordt individueel bemeterd. In de praktijk is dit, o.a.
door de hoge mutatiegraad, een ramp.
2. Warmwater
De temperatuur van het water dat de stookketel verlaat, is altijd 90° C. Een deel ervan wordt naar de radiatoren gepompt, zodat die op de gewenste temperatuur blijven, een ander deel gaat naar de warmwaterbereider, waar de warmte in een warmtewisselaar wordt overgedragen aan leidingwater, zodat dit een temperatuur van 55-60° C krijgt. Dit opgewarmde leidingwater, oftewel warmwater, wordt onder een druk van 600 kPa (60 m H20)
rondgepompt in een ringleidingsysteem waarop de tappunten zijn aangesloten, zodat bij het opendraaien van de kraan direct warm water in de gootsteen loopt. Nieuw Amsterdam gaat van de vuistregel uit dat van de bij het verbrandingsproces geproduceerde warmte 18 % door de schoorsteen verdwijnt, 27 % gebruikt wordt voor de verhitting van het warmwater en 55 % naar de verwarmingsradiatoren gaat. Een onderzoek in Kleiburg door de fa. Metapart hoe deze getallen echt liggen, is nog niet afgerond. De werkgroep vermoedt nog steeds dat de meer dan evenredige stijging van het gasgebruik de laatste jaren, samenhangt met de stijging van het warmwatergebruik per woning. Dit kan leiden tot verkeerde voorspellingen van het toekomstig gasgebruik, ofwel tot te grote voorschotten voor de stookkosten.
3. Realisatie in 1989 en plannen voor 1990
In de Grubbehoeve is dit jaar de warmwaterbereider vernieuwd, het lekken
bij de buitenlift B behoort nu tot het verleden. Verder valt het aanbrengen van schemerschakelaars (die de galerijverlichting ontsteken
omdat het donker is, en niet omdat het tijd is) onder de werkzaamheden
van 1989. Tenslotte is in het eerste stuk de mechanische ventilatie
veranderd: de afzuiging in keuken, badcel en toilet kent nu twee standen: de lage stand geldt van middernacht tot zes uur 's ochtends en van negen tot twaalf uur 's ochtends (in het weekend is het een uur later).
De plannen voor 1990 kennen het voorbehoud dat de gemeente de begroting
nog niet heeft goedgekeurd. In 1989 is er onder dwang van de gemeente ook al minder uitgevoerd dan volgens Nieuw Amsterdam noodzakelijk was. Wat betreft de technische installaties zijn de plannen voor Grubbehoeve
beperkt tot het veranderen van de mechanische ventilatie in het tweede en derde stuk.